dinsdag 30 oktober 2012

I.M. Joe South (1940-2012)




Op 5 september jl. overleed singer/songwriter Joe South. South beleefde zijn muzikale hoogtepunt eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Hij is vooral bekend als schrijver van nummers die anderen vertolkten. Zo heeft Deep Purple in 1968 haar eerste hit met het door South geschreven Hush. Drie jaar later scoort Lynn Anderson een hit met een opgewekte versie van zijn I Never Promised You A Rosegarden. South’s Walk A Mile In My Shoes was een van Elvis Prelsey’s favoriete nummers en het stond dan ook een tijdlang op zijn live-repertoire. In 1969 ontvangt South een Grammy voor zijn eigen hitsingle Games People Play. In 1971 trekt South zich echter uit de muziekwereld terug. Hij keert nog kortstondig terug, maar na 1976 wordt het angstvallig stil rond Joe South.

Joe South, geboren als Joseph Alfred Souter, is al sinds zijn tienerjaren actief in de muziekwereld. Hij wordt ontdekt door Bill Lowery, die hem de rest van zijn carrière zal begeleiden en tot het eind intermediair voor South met de buitenwereld zal zijn. Vanaf 1958 neemt South een aantal nummers op, waarvan alleen zijn allereerste single The Purple People Eater Meets The Witch Doctor een redelijk succes is. Vervolgens legt South zich toe op sessiewerk in Nashville. Maar al snel kruist Lowery weer zijn pad en trekt hem aan als producer en muzikant voor zijn net opgezette studio in Atlanta, Georgia. De Beatle-mania is inmiddels toegeslagen en die heeft ook zijn invloed op de liedjes die South schrijft. South blijkt een zesde zintuig te hebben als het gaat om het schrijven van hits. In de jaren dat hij verbonden is aan Lowery’s studio schudt hij er diverse uit zijn mouw. Absolute hoogtepunt is Down In The Boondocks, dat in 1965 een wereldwijde hit voor Billy Royal wordt.

Ook zijn talent als gitaarspeler wordt erkend en dat leidt er toe dat South korte tijd deel uitmaakt van het B-team van de Muscle Shoals Studio van Rick Hall. South is als sessiegitarist onder meer te horen op Bob Dylan’s Inside A Mobile With The Memphis Blues en iets prominenter op Aretha Franklin’s Chain Of Fools. De samenwerking met Dylan leidt er toe dat South het schrijven van liedjes meer als een vorm van zelfexpressie gaat zien.

Vanaf 1968 gaat hij, in aansluiting hierop, ook weer zelf opnemen. Op zijn eerste platen wordt hij begeleid door zijn Believers, met zijn broer Tommy op drums en diens echtgenote Barbara op toetsen. South’s nummers kenmerken zich door een perfecte combinatie van de psychedelische muziek die toen zijn hoogtijdagen vierde, en de prettig in het gehoor liggende popsong. Zo hebben de meeste nummers een aanstekelijke melodie, waarbij South’s herkenbare gitaargeluid de intro vormt. De hitgevoelige muziek wordt echter vaak gecombineerd met uiterst openlijke en niet echt vrolijke teksten. South steekt zijn gevoelens over de ware aard van het mensdom niet onder stoelen of banken. Zijn hit Games People Play is daar een duidelijk voorbeeld van: ‘Oh the games people play now, Every night and every day now, Never meaning what they say now, Never saying what they mean’. Ook over zijn visie op religies laat hij geen onduidelijkheid bestaan: ‘People walking up to you, Singing glory hallelulia, And they’re tryin to sock it to you, In the name of the Lord’.



In 1971, wanneer South’s carrière op zijn hoogtepunt is, slaat het noodlot toe. Zijn broer Tommy, net als South een notoir drugsgebruiker, pleegt zelfmoord. South trekt zich terug en doet er nog een schepje amfetaminen bovenop. Hij is enige tijd ontraceerbaar, blijkt op de Polynesische eilanden te zitten, zijn Grammy in de oceaan gegooid te hebben en zwerft rond in de lokale jungle.

Het tij lijkt te keren als hij in 1974 terugkeert naar Georgia, trouwt, een zoon krijgt en weer in de studio’s wordt gesignaleerd. In 1975 verschijnt het album Midnight Rainbows dat voor de helft uit covers bestaat. De plaat bevat zeker nog enkele hoogtepunten, maar is in vergelijking met zijn eerdere werk een stuk onevenwichtiger. Daarna wordt het steeds stiller rond South. Voor het geld hoeft hij geen platen meer te maken of nummers te schrijven. De royalties die binnenkomen maken dat hij zich daar niet meer druk over hoeft te maken. In 1988 krijgt Jan Donkers bij zijn afscheid van de VPRO-radio als cadeau een interview met Joe South. Alle contacten verlopen, zoals te verwachten, via Bill Lowery. Het interview, uitgezonden op de radio en na te lezen in Mijn Muziek van Jan Donkers, laat een apathische South horen, die eigenlijk nauwelijks kan begrijpen dat mensen zo onder de indruk zijn van zijn nummers. De hoeveelheden pillen die South in het verleden naar binnen heeft gewerkt, hebben hun uitwerking niet gemist. Wel blijkt hij weer in de studio aan het opnemen te zijn, maar meer dan vier nummers, gedraaid in Donkers programma, komen er niet naar buiten. Met enige regelmaat is sprake van dat er weer een plaat verschijnt, maar hij is er nog steeds niet. Op 13 september 2003 treedt South op tijdens  zijn opname in de Georgia Music Hall of Fame. Op de rerelease in 2009 van South’s LP’s So The Seeds Are Growing en A Look Inside op een cd, is nog een recente opname, Oprah Cried, te horen. Dat blijft vooralsnog het enige wapenfeit dat Joe South sinds 1975 officieel naar buiten heeft gebracht en na een optreden in 2009 bij het Memorial Concert voor Jerry Wexler verdwijnt South weer.

Wellicht is zijn overlijden reden om de nummers die er nog liggen eindelijk uit te brengen, maar de naam Joe South zal weinigen inmiddels nog iets zeggen en of het echt de moeite waard is, valt ook ernstig te betwijfelen. Dat doet er echter niets aan af, dat met het overlijden van Joe South een van de grootste songwriters is heengegaan. Wie meer over South’s carrière wil weten, kan er het best het artikel van Henk Dekker in Platenblad 81 uit 2000 op na slaan.

 


Verschenen in Platenblad, nr. 191, p. 5

Geen opmerkingen:

Een reactie posten